Elektriciteit voor beginners

Elektriciteit voor beginners
Elektriciteit voor beginners

zaterdag 19 september 2015

Elektriciteit voor beginners.



MATERIAALLIJST


MULTITESTER
Al of niet digitaal toestel met beveiligde meetkabels, voor het meten van spanning, stroom en weerstand.

SPANNINGZOEKER
Klein type schroevedraaier waarmee u kunt nagaan of er spanning is in bijv. stopcontacten.

 
TREKVEER
Ook kabeltrekker genoemd. Diverse draden kunnen ermee door een PVC-buis getrokken worden.

METAALZAAG
Het geschikte instrument om metaal maar ook PVC door te zagen. Een junior metaalzaag zal volstaan.

 DRAADSTRIPTANG
Bedoeld om de isolerende bekleding van een geleider af te strippen, zonder de kern van de geleider te beschadigen. 
LANGBEKTANG
Kies een model met geïsoleerde greep. U kunt er de punt van voedingsdraden mee ombuigen.

 
CUTTER
Dankzij de verwisselbare mesjes hebt u altijd een vlijmscherp instrument bij de hand.

 
SCHROEFBOORMACHINE
Een model op accu is uiteraard aangewezen als u de stroom moet afleggen.

 
HAAKSE SLIJPER
De snelste manier om sleuven in de muur te maken is ze te schijven. Draag beschermkledij en -bril. 


MOKER EN BEITEL
Moker en beitel zijn nodig om gaten in de muur te kappen.
 
    






BASISBEGRIPPEN



STROOMSTERKTE
De stroomsterkte is de hoeveelheid elektriciteit die door een  bepaalde geleider kan worden gestuurd. 

Bij gelijke spanning kan meer elektriciteit door een dikke geleider dan door een dunne. 
De stroomsterkte wordt uitgedrukt in ampère (A) of in milli-ampère (mA).




SPANNING
De spanning kan vergeleken worden met de waterdruk.
Bij een hogere druk kan, in een gelijke tijdsperiode, meer water naar de               plaats van bestemming gebracht worden.
Bij een hogere spanning kan meer elektriciteit getransporteerd worden.
De spanning wordt uitgedrukt in volt (V).







WEERSTAND
Om elektriciteit te vervoeren worden materialen met een lage weerstand (bijvoorbeeld koper) gebruikt.
De weerstand van een geleider hangt af van de lengte, de dikte en de aard van het materiaal. Hij wordt uitgedrukt in ohm.




VERMOGEN
Elektriciteit wordt omgezet naar warmte, licht of beweging.
Toch geeft niet iedere lamp evenveel licht en heeft niet iedere motor dezelfde kracht.
Daarom zit op ieder elektrisch toestel een kenplaatje, waarop het vermogen wordt aangegeven. De eenheid van vermogen is watt (W).






VERBRUIK

Het verbruik kunt u afleiden van het vermogen. U hoeft alleen maar het vermogen (in watt of kilowatt) te vermenigvuldigen met de werkelijke tijd van inschakeling. De verbruikseenheid is kilowattuur (kWh), of m.a.w. het verbruik van 1 kilowatt=1000 watt in het tijdsbestek van één uur. Zo zal een straalkacheltje van 1500W, dat één uur brandt zonder dat de thermostaat afslaat, 1500 wattuur of 1,5 kilowattuur (kWh) verbruiken. Een spaarlamp van 17 W moet ongeveer 59 uren branden om 1 kWh te verbruiken. Het verbruik wordt geregistreerd door de elektriciteitsmeter.





NIEUWBOUW EN UITBREIDING
De aarding (aardelektrode) leidt de foutstroom af, ingeval een persoon een defect toestel aanraakt. Daarom moet er verplicht een funderingslus (koperen geleider) van minstens 35 mm² in de funderingsleuven van de buitenmuren (min. diepte 60 cm) worden gelegd.




AARDING ONDERBREKER
De uiteinden van de koperen lus worden op een aansluitklem aangesloten. De waarde van de aarding moet minder dan 100 ohm zijn. Zo niet moeten bijkomende geleidende staven in de grond gedreven worden. Een aarding onderbreker (verplicht!) laat toe de aardingsweerstand te meten.






VERBOUWING
Bij verbouwingen volstaat het koperen of gegalvaniseerde aardstaven in de grond te slaan. Op die manier kunt u een spreidingsweerstand bereiken van max.. 100 ohm. De verbinding tussen de aardstaaf en de aard-onderbreker gebeurt door een geïsoleerde koperen (geel-groene) geleider van minstens 16mm².







EQUIPOTENTIALE VERBINDINGEN
Zelfs een adequate aarding kan niet voorkomen dat er stroom komt op geleidende delen die niet tot de elektrische installatie behoren: steun- en betonijzers, alu ramen, stalen deurlijsten,... Daarom maakt men de hoofdequipotentiale verbinding. Deze houdt in dat alle genaakbare geleidende delen van de constructie en alle leidingen van gas, water en centrale verwarming onderling en met de aarde verbonden worden. Daarnaast zijn er bijkomende equipotentiale verbindingen in onder meer de badkamer (zie het betreffende hoofdstuk).





HUISAANSLUITKAST
Het elektriciteitsnet komt uw huis binnen door middel van een voedingskabel die naar de zgn. huisaansluitkast gaat. Hier is de hoofdzekering aangebracht. Met de hoofdschakelaar kunt u hier de hele installatie spanningsloos maken. De huisaansluitkast is voorbehouden voor de maatschappij.


VERDEELKAST
Deze vormt het centrale punt van waaruit alle stroomkringen vertrekken en waarop diverse beveiligingen worden samengebracht. Uitbreidingen of veranderingen aan dit deel van de installatie mogen alleen door een erkend installateur worden uitgevoerd. Er bestaan echter ook voor gekableerde verdeelkasten.






GROEPEN
Het elektriciteitsnet van uw woning wordt in groepen onderverdeeld. In geval van storingen zit dan meestal slechts een deel van het huis zonder stroom. Storingen treden voornamelijk op door overbelasting van het net of door kortsluiting. Van overbelasting is sprake als er teveel stroom gevraagd wordt. Kortsluiting valt voor bij een verbinding tussen aan- en afvoer, als er geen weerstand is die de spanning van de af te voeren stroom vermindert. Noteer welke stopcontacten, lichtpunten, enz.. tot welke groep behoren (door telkens 1 groep zonder stroom te zetten, kunt u dit nagaan).











VERLICHTING
De hoeveelheid stroom die kan doorgelaten worden, is afhankelijk van de diameter van de leiding. Voor de verlichting zullen leidingen met een diameter van 1,5 mm² volstaan. Voorzie in elke ruimte minstens 1 lichtpunt. In de keuken voorziet u een extra verlichting boven het werkblad.








STOPCONTACTEN
Stopcontacten worden voorzien in alle ruimtes van de woning, zodat u overal terecht kunt met uw huishoudtoestellen. Per stroombaan moet hun aantal beperkt blijven tot acht. U gebruikt een geleider met een diameter van 2,5 mm². Zet geen lichtpunten en stopcontacten op dezelfde stroombaan.






ZWARE TOESTELLEN
Naar koelkast en diepvriezer worden aparte stroombanen gelegd (2,5 mm²) met één stopcontact. Zo vermijdt u dat een fout in een ander toestel de diepvriezer zou uitschakelen. Voor wasmachine of vaatwasmachine neemt u geleiders van 4 mm² en zelfs 6 mm² voor een elektrisch fornuis





FASE- EN NUL-DRAAD
Om een stroomketen te krijgen heeft elektriciteit 2 draden nodig: de fasedraad (aanvoer) en de nul-draad (afvoer). Tussen beide draden heerst een spanningsverschil. Zodra de twee draden met elkaar verbonden worden (bv. als u op een lichtschakelaar drukt), begint de stroom te vloeien.


AARDLEIDING
Dit is een belangrijke veiligheidsvoorziening, omdat de stroom bij lichamelijk contact in dat geval namelijk via deze aardedraad naar de aardelektrode wordt afgevoerd. In vertrekken waar de combinatie water-elektriciteit tot nare situaties kan leiden, moet u de aansluitpunten altijd aarden.




SCHAKELDRAAD
De fasedraad vindt u terug in 2 kleuren: bruin en zwart. De zwarte wordt ook schakeldraad genoemd, omdat hij veelal het verlengstuk vormt van de fasedraad, vanaf de schakelaar tot de lamp.


KLEURCODERING
Omdat veiligheid topprioriteit is bij het werken met elektriciteit, heeft men een algemeen geldende kleurencode voor de bedrading ontworpen. Deze is in 1970 gewijzigd, zodat u zowel de codering van voor 1970 als deze van na 1970 moet kennen. Hieronder vindt u een overzicht. Wanneer u elektrische leidingen aanlegt, houd u dan ijd aan deze functiecodering. Zo zal u bij lichtpunten de fasedraad onderbreken met een schakelaar en de nuldraad naar de lamp laten doorlopen. Legt u de bedrading omgekeerd, dan zou de fitting van de lamp steeds onder stroom blijven staan !


Draden en kleurcoderingen
soort draad
nieuwe kleur
oude kleur
fasedraad
bruin
groen
nuldraad
blauw
rood
aardingsdraad
geel/groen
grijs of wit
schakeldraad
zwart
zwart





INSTALLATIEBUIS
De bedrading van de verdeelkast naar de eindpunten legt u niet bloot in of op de muur. De draden worden verzameld in plastic buizen, hetzij harde PVC-buizen, hetzij soepele geribde buizen. Doorgaans kunnen er tot 5 draden door zo’n buis getrokken worden (3 van 2,5 mm² en 2 van 1,5 mm²).


BOCHTEN EN HULPSTUKKEN
U kunt bochten maken met een buigveer, maar het is handiger om gebruik te maken van de daartoe bocht-hulpstukken. Deze worden verbonden met de stukken rechte buis door deze laatste erin te steken. Om nu de installatiedraden door de buis te trekken, over een langere lengte, gebruikt u een buigveer.




TREKVEER
Een installatiedraad wordt 10 cm blank gestript en aan de veer bevestigd. De andere draden (4 cm blank) bevestigt u aan de eerste draad. Werk met 2 personen: de ene schuift de draad, terwijl de andere met rukjes aan de draad trekt. Trek altijd verder door als nodig. Neem +/- 10 cm als reserve.


AFTAKKINGEN EN VERDEELDOZEN
Tak af via verdeeldozen (inbouw of opbouw; spat-waterdicht in badkamers), met op de kanten concentrische doppen in variërende diameters. Deze corresponderen met de PVC-buisdiameters. Snijd de dop zover af als nodig. De verdeeldozen bevatten plaatjes of lasdoppen waarmee de draden worden verbonden.






INWERKEN
Om esthetische redenen worden de installatiebuis en verdeeldozen vrijwel algemeen in wanden, vloeren en plafonds ingewerkt (in uit te kappen of te schijven sleuven). Ze worden dan vastgezet door de sleuf met specie te vullen (let op dat er geen cement in de buis terecht komt).


AANBEVOLEN TRAJECTEN
Wanneer leidingen in een muur verzonken zijn, is het na de afwerking (schilderen of behangen) onmogelijk om te zien waar de leidingen werden gelegd. Indien u in de muur wilt boren, kan dit gevaar opleveren. Volg daarom de algemeen aangeraden trajecten (zie tekening), of maak een schema of foto.




OPBOUW
Buizen op wanden zet u met beugels vast, om de 30 cm bij horizontale buizen, om de 45 cm bij verticale (deze buigen minder door). Wanneer u een hulpstuk gebruikt, moet u aan weerszijden ervan op max. 10 cm afstand beugels aanbrengen. Dit geldt eveneens voor lasdozen, schakelaars en stopcontacten.


SOEPELE KABELS
Naast de installatiedraad die in een harde buis wordt gestopt, bestaan er ook soepele elektrische kabels die de verschillende draden in een soepel omhulsel omvatten: VVB, VTLB, VTMB,... Zo’n kabels zijn zowel voor inbouw als opbouw geschikt. Ze zijn ideaal bij voorzetwanden. Volg de trajecten.




PLINTEN
Er bestaan ook kant-en-klare plastiek plinten waarin de draden kunnen gelegd worden en waarin stopcontacten en schakelaars kunnen bevestigd worden. De plint wordt tegen de muur gekleefd of geschroefd en alle onderdelen kunnen zonder veel moeite geplaatst worden. Een esthetisch mooie opbouwoplossing.



MES
Alvorens draad te kunnen strippen, zult u eerst de soepele buitenmantel rond de geleiders moeten opensnijden. Bij een tweelingsnoer snijdt u eerst de 2 aders los van elkaar. Gebruik hiervoor het speciale elektricien mes of de gekende cutter.



DRAAD STRIPTANG
Een draad striptang heeft een bek met een scherpe V-vormige uitsparing waarmee de isolatiemantel van een geleider wordt doorgesneden, en een instelschroef die u instelt volgens de diameter van de koperader. Als u de tang dichtknijpt wordt de isolatie doorgesneden zonder dat de geleider beschadigd wordt.




STRIPPEN
Eens de isolatie doorgesneden is, kunt u de isolatiemantel netjes van het koper schuiven. De aders moeten niet meer dan 1 cm ontbloot worden. Met de automatische draad striptangen vormt dit geen probleem. Die zijn al ingesteld op deze lengte en strippen de draad feilloos af.


TWISTEN
Draai de koperdraadjes van de ader stevig in elkaar, zodat u ze gemakkelijk in de contacten kunt inbrengen, zonder dat er draadjes buiten vallen. Soms kan het handig zijn om de uiteinden van de geleiders eventjes over te plooien met een lange bektang, alvorens ze in de contacten te steken.




ISOLEREN
Een geleider waarvan de isolatiemantel beschadigd is, is gevaarlijk. Breng dan een nieuwe geleider in de PVC-buis. Ook bij de soepele kabels kan het gebeuren dat de isolatie niet meer optimaal is. In dit geval kunt u speciale kleefband gebruiken die elektrische draad kan isoleren.



OPBOUW/INBOUW
De bedrading loopt via de verdeeldozen naar schakelaars enerzijds en stopcontacten anderzijds. Het opbouwstopcontact wordt op de muur aangebracht; het inbouwstopcontact in de muur. Zo’n inbouwstopcontact zit op een inbouwdoos gemonteerd, die u in de muur moet aanbrengen (hakwerk)


AANSLUITING
U sluit uiteraard de groen-gele aardegeleider aan op het contact gemarkeerd met de typische horizontale streepjescode. De fasedraad komt aan het ‘P’-contact, de nul-draad aan het andere contact.




BEVESTIGING
Uiterst links en uiterst rechts van het metalen plaatje van het stopcontact, zitten 2 klemmen die het geheel in de inbouwdoos vastzetten: eventueel eerst de schroeven iets losdraaien, het geheel in de doos steken en daarna de schroeven goed vastzetten. Daaraan bevestigt u het afdekplaatje.


KINDVEILIGE STOPCONTACTEN
Kinderen peuteren wel eens in stopcontacten. Kies daarom voor kindveilige modellen. Hier worden de gaatjes afgesloten door een kunststof plaatje, met een verend mechanisme dat een halve slag kan draaien, of door clipsen die pas wanneer er 2 pennen ingeduwd worden, doorgang verschaffen.





AFTAKKEN
Bij nieuwbouw kunt u aftakken via verdeeldozen. Bij oudere gebouwen zult u ingebouwde modellen moeilijk terugvinden. Als u dan een extra stopcontact wilt plaatsen, dan mag u aftakken van een bestaand stopcontact, indien die leiding max.
8 stopcontacten zal tellen Èn de draad 2,5 mm² dik is.






ENKELPOLIGE SCHAKELAAR

Deze heeft 2 contactpunten, die door de schakelaar al of niet worden verbonden. De fasedraad komt op het aansluitpunt met de P (of een rode stip). De nul-draad loopt ononderbroken door naar de lamp. De verbinding tussen het andere contactpunt en de lamp gebeurt met de zwarte schakeldraad.
DUBBELPOLIGE SCHAKELAAR   

Bij een dubbelpolige schakelaar wordt niet 
alleen de fasedraad onderbroken, maar ook 
de nul-draad. Het doet er niet toe waar de
 blauwe en de bruine draad toekomen. 
Er zijn 4 contactpunten (waarvan 2 met een P). 
Let er op dat de schakeldraad vertrekt vanuit
 het contact waar de fasedraad toekomt.
j een dubbelpolige schakelaar wordt niet 
alleen de fasedraad onderbroken, maar 
ook de nul-draad. Het doet er niet toe 
waar de blauwe en de bruine draad toekomen. 
Er zijn 4 contactpunten (waarvan 2 met een P).
 Let er op dat de schakeldraad vertrekt vanuit 
het contact waar de fasedraad toekomt.                           







SERIESCHAKELAAR

Dit is een schakelaar met 2 knopjes waarmee u 2 lampen onafhankelijk van elkaar kunt in- en uitschakelen. De fasedraad wordt aangesloten op het P-contactpunt, dat met het contactpunt van de andere schakelaar verbonden wordt. De nul-draad krijgt 2 aftakkingen die naar de lampen gaan. U hebt 2 schakeldraden



WISSELSCHAKELAAR
Hier gaat het om het bedienen van één lamp via deze 2 schakelaars, bv. beneden en bovenaan de trap. De schakelaars hebben 4 contactpunten waarbij steeds 1 kant doorverbonden is. De identieke contactpunten van beide schakelaars worden met elkaar verbonden (met de zwarte schakeldraad).





LUSTER
Om een hanglamp te bevestigen, hebt u een zogenaamd ophangplaatje nodig (klein plastic plaatje met 3 gaten). Haal het snoer van de lamp door de afdekkap en vervolgens door 2 gaatjes van het ophangplaatje.




VERBINDING
Verbind de plafonddraden met het snoer van de lamp door middel van een kroonsteentje (‘suiker’). Hier zijn de verbindingen geïsoleerd. Met een schroef blokkeert u de draden. Schuif tot slot de afdekkap over de verbinding.






WAND- OF PLAFONDLAMP
Wand- of plafondlampen kunt u rechtstreeks bevestigen nadat u eerst de elektriciteitsdraden door de daartoe voorziene opening hebt gehaald. Schroef de draden op de lampfitting vast met de daartoe voorziene schroefjes.




TL-LAMP
Ook bij TL-lampen ha u de draden door zo’n opening. Schroef de bevestigingsplaat op het plafond. Verbind de respectieve draden op het ‘suikertje’ van de TL-armatuur: bruin op de fase, blauw op de nul, groen/geel op de aarding. Dan kunt u de lamp en het deksel aanbrengen.





TRANSFORMATOR
In de woning wordt hij meestal gebruikt om de spanning van 220V om te zetten in een lage spanning (12V), voor onder meer de deurbel, deur ontsluiter, parlofoon en halogeenverlichting.









EQUIPOTENTIAALVERBINDING

Metalen delen zoals bad, douchekuip, waterleidingen, radiator, metalen deurlijsten en waterverwarmer worden met elkaar en met de aarde verbonden. Dit noemt men een bijkomende equipotentiaalverbinding.




DIFFERENTIEEL SCHAKELAAR

Voor vochtige lokalen is een bijkomende differentieel schakelaar met een gevoeligheid van ten hoogste 30mA verplicht. Ook wasmachine, linnendroger en vaatwasser moeten met eenzelfde schakelaar beveiligd zijn. Ga regelmatig na of de schakelaar goed werkt. Druk de testknop in en schakel opnieuw in.






VOLUMES
De badkamerruimte wordt opgesplitst in verschillende zones of ‘volumes’ rond de badkuip: het volume-omhulsel, het beschermingsvolume en resterende ruimte. In de eerste twee ruimtes mag u niet met elektriciteit komen, tenzij op 12 volt.

VOLUME 1
In het volume van het bad, tot een hoogte van 2,25 m (volume 1 of het zgn. volume-omhulsel) mag er geen enkel lichtpunt of stopcontact gemonteerd worden. Uitzonderingen hierop zijn een vast opgestelde waterverwarmer en toestellen op lage spanning.






VOLUMES 2 EN 3
In zone 2 of zgn. beschermingsvolume van 60 cm rond het bad zijn ook lichtarmaturen die mechanisch beschermd zijn, toegelaten. In de rest van de badkamer zijn vast opgestelde toestellen, schakelaars en contactdozen toegelaten, als ze beschermd zijn tegen verticaal invallende druppels (zie logo).



STROOM AFLEGGEN
Ook al bent u gewoon met elektriciteit om te gaan, en weet u precies wat u moet doen, leg altijd de stroom af, ten minste van de stroomgroep waarin u werkt, en desnoods de hoofdschakelaar.



GEREEDSCHAP
Elektriciteit is vooral een kwestie van geleiden. Om dit risico te beperken, bestaat er handgereedschap met een geïsoleerde greep. Gebruik dus zeker geen gereedschap met een metalen greep die niet geïsoleerd is. Gebruik alleen elektrische toestellen die dubbel geïsoleerd zijn.






ZEKERINGEN
Als een smeltzekering gesmolten is, probeer dan niet met koperdraadjes of dergelijke de zekering te herstellen. Gooi ze onverbiddelijk weg en vervang ze door nieuwe.


VERBINDINGEN
Verbind nooit twee draden met elkaar zonder een suikertje of verbindingsplaatje te gebruiken. Zo niet loopt u risico op snelle beschadiging, slechte isolatie en foutstroom.